donderdag 20 oktober 2016

Wegblijft


















Als je wegblijft
of liefkrijgt
hoop ik dat er
gras is

een weiland vol
omdat je voeten zo groot
je ziel zo zwaar
en ik ken een heel leuk bandje

ik heb jou zomaar
uit het gras geplukt
levens even groen
als de onschuld

Dus als je wegblijft
of liefkrijgt
heb ik het liefst dat je
het als vloerbedekking neemt

woensdag 11 mei 2016

De bandenplakker van Amsterdam



















Sommige dagen kunnen vanwege hun zonnigheid juist een beetje somber worden. Omdat iedereen zo vrolijk en vrij op terrasjes rondhangt, en jij daar dan een boek over een cavia leest, naar het gras staart, en je een beetje ziek voelt. En je dan ook nog een lekke band hebt als je weer naar Amstel wilt fietsen.

Ik sleepte mijn fiets naar de metro. Ik had net iets te oncomfortabele schoenen voor lange afstanden en mijn jurk was  te warm voor de temperatuur. Ik wilde onder een bruggetje doorlopen, toen mijn blik die van een wat oudere man met dreads kruiste, die op een stoepje zat. "Wat is er mis met je fiets, meisje?"

Ik stamelde zo van: lekke band, niet superveel tijd, weet u waar een fietsenmaker is? Hij pakte mijn fiets uit mijn handen en zei: "Ik zal de fiets maken voor het leuke meisje." Het zijn de dagen waarop je ingedeukte vertrouwen in de mensheid een beetje uitdeukt.

We liepen de Nieuwe Herengracht op naar het 'Wereldhuis', dat blijkbaar van de protestante diaconie in Amsterdam was. Allemaal mannen uit allemaal landen stonden aan fietsen te sleutelen. Mijne werd omgekeerd en binnen mum van tijd werd de band geplakt.

De plakker bleek een kunstenaar wiens atelier was afgebrand. Er kwam nog een andere man doen alsof hij meehielp, maar die kneep alleen zo nu en dan in de band en zei als een soort refreintje: "You look so nice, you look so nice" en "How can we stay in touch?" Klein deukje terug.

Toen mijn fiets geplakt was, noemde ik de kunstenaar een engel. Ik kreeg ik het kinderboek dat hij pas geschreven had mee. Titel: 'Dingen waar we normaal niet over praten.' In de trein sloeg ik de A4'tjes om: het betrof een beschrijving van een les over verschillende soorten scheten: de oeps-wind, de onder-water-wind, de mee-loop-wind en natuurlijk de-lekke-band-wind.

maandag 7 maart 2016

Kerkmensen




















Het zijn de mensen met en de mensen zonder fruitella; zij die durven knisperen en zij die te bang zijn voor de blikken. Het zijn de mensen met en de mensen zonder hoed, de mensen met en de mensen zonder rok, de mensen met en de mensen zonder pak.

Het zijn de mensen die meezingen en de mensen die zwijgen, de mensen die hun ogen sluiten en de mensen die ze stug openhouden, het zijn de mensen die staan en de mensen die zitten, als het orgel dreunend een psalm inzet.

Het zijn de mensen die schuld belijden en de mensen die dat overdreven vinden, de mensen die smeken en de mensen die vragen, het zijn de mensen die zichzelf kastijden en de mensen die zichzelf bejubelen, omdat ze naar Gods beeld zo mooi, of door duivels kracht zo lelijk.

Het zijn de mensen die thuis nooit bidden en de mensen die dat elke avond doen, het zijn de mensen die van drie een maken, en de mensen die dat moeilijk vinden, het zijn de mensen die inclusief willen zijn en de mensen die dat echt zijn.

Het zijn de mensen die in niets en in alles op elkaar lijken.

Want het zijn de mensen die geloven in kracht die niet van jezelf komt, het zijn de mensen die geloven in hoop die ze zichzelf niet aanpraten, het zijn de mensen denken dat ze bergen kunnen verzetten, of dat nou figuurlijk of letterlijk is, het zijn de mensen die liefhebben zoals een jonge man in een oud boek liefhad, het zijn de mensen die geloven dat ze daarmee de wereld beter maken.

Kerkmensen, soms ben ik een van hen, soms ben ik vreemd van hen.

donderdag 24 december 2015

Het stof en de woorden


























Tussen mijn vingertoppen door 
verdwijnen ze, je woorden  
hoor, ik verlies ze
geruisloos verlies ik ze

ik deuk in als zij
vallen op de vloer van grijs beton 
vlak, dat zijn ze 

ik denk: velen zijn geroepen
slechts weinigen zullen hun vleugels
uitslaan, meegaan met

ik weet mijn god niet wie je bent 
maar als je geest waait 
zucht naar mij en ik je niet lucht
lukt het mij niet om op te staan  

soms hoef je maar een woesje verder of je hebt me

maandag 16 november 2015

Toen de engel van Allah mij bezocht




















Terwijl we spelletjes deden, aan glazen wijn nipten, rinkelden de persalarmen op onze telefoons. Parijs, Allah Akbar, een gijzeling, schoten, mensen omvallend als dominostenen. Wij prikten nog eens een woord uit het woordenboek, om de betekenis ervan te raden. Wij pakten nog eens een chipje, dronken machteloos door.

Even later stond ik buiten, in een mij onbekende straat in Amsterdam en zocht de bushalte. Het was middernacht geweest. De bus die ik wilde halen, reed aan de andere kant van de straat voorbij. Een man met een hond wees de weg naar Amsterdam Amstel; gewoon tien minuten naar rechts lopen, zei hij.

Dus ik zette de pas erin. Ik volgde een brede weg, liep over het fietspad. Ik zag geen huizen meer, alleen maar bomen en auto's. Een jongeman op een rammelende fiets fietste langs, keek even om, maar fietste hard door.

De engel van Allah
Even verderop remde hij. Keerde. Er was niemand in de buurt. Het was hij en ik, op een weg die naar Amstel zou moeten leiden, maar dat klaarblijkelijk niet deed. Hij stopte naast me en begon in het Engels: "Allah has ordered me to save you, you look lost."

Hij had een baard, een leren jasje, stralende ogen. Hij vertelde dat hij uit Pakistan kwam, dat hij aan het bidden was op de fiets, omdat de weg zo stil was, de bomen zo rustig, en dat Allah toen had gezegd dat hij om moest keren om mij te redden.

"Come, I'll take you to Amstel, you're going in the wrong direction."

Ik vroeg hoe ik hem kon vertrouwen. Ik had de aanslagen in mijn achterhoofd, die gepleegd waren door mannen met zijn profiel: fanatiek moslim met baard. Hij pakte zijn telefoon: "You can check my Facebook, call my brother or so, but you have to know that I will not harm you, I believe it is my duty to bring love to everyone."

Wat was dit voor moslimhippie? Ik sprong achterop, hield me vast aan zijn jas. Mijn goedgelovigheid heeft me al meerdere keren in mijn leven in de problemen gebracht. Toch kies ik er steeds voor naïef te zijn, om niet verbitterd te raken. Om er vertrouwen in te houden dat mensen in staat zijn het goede te doen.

We reden door een donker parkje, in slakkentempo. Zijn fiets rammelde, erg stevig was-ie niet. Ik twijfelde even aan mijn keuze om achterop te springen, een keuze die vooral was ingegeven door de gedachte geen hele groep verantwoordelijk te willen maken voor de daden van eenlingen.

Solidariteit

Want: willen we tolerantie, willen we solidariteit, die mooie woorden waar we als westerse, democratisch denkende zielen zo prat op gaan, dan moeten we ons niet laten leiden door angst waardoor we stigmatiseren en het sticker 'IS-strijder' op iedere bebaarde islamiet plakken.

Het is beter open te staan voor de mens achter de baard, ieder individu heeft immers zijn eigen ideeën over God of Allah en over hoe religie het leven bepaalt. Als we snel oordelen, vrezen, uitschelden, dan werken we mee aan hetgeen dat we juist willen voorkomen: verdere polarisatie, een angstcultuur.

De Pakistaan fietste en praatte aan een stuk door, ik ving flarden op, de rest verwaaide met de wind de Amsterdamse nacht in. We hadden het over God en Allah, vrede en terrorisme, de moeilijkheidsgraad van de Nederlandse taal. Tot hij remde, voor de ingang van station Amsterdam Amstel.

Met een handdruk en een 'May Allah bless you' nam hij afscheid. Jammer genoeg ontmaskerde hij zichzelf als door Allah gezonden engel. Ik geloof best dat ik van verdwalen ben gered door iets hogers, maar het lijkt me erg onwaarschijnlijk dat Allah de Pakistaan ook de opdracht gaf mijn nummer te vragen.

(Deze blog verscheen ook op Zinvloed)

dinsdag 3 november 2015

Een staaltje steunkousloos durven





















We staan elke dag op, doen wat van ons verwacht wordt, gaan weer slapen, en dat noemen we leven, zegt een oude vrouw in het boek dat ik net uit heb. Ze waarschuwt voor de dag dat je het begint te voelen in je gewrichten; dat de dingen eigenlijk nooit geklopt hebben, dat er iets anders mogelijk was geweest, als je maar had gedurfd. 

De woorden van de vrouw zijn een soort bivakmuts. Ze knellen en ik denk dat ik weet waarom. Ontwrichting is het naarste woord bij Scrabble, hoewel je er veel punten mee verdient.

De oude vrouw in het boek zegt dat het minder eng is om te berusten in leed, dan te kiezen voor geluk. Maar hoe weet je of de keuzes die je maakt echt leiden tot geluk, voordat je ze maakt? Daar heeft ze in haar grijze wijsheid dan weer geen antwoord op.

Ik snap haar wel. Ze praat over een aan alle kanten lekkende man die ligt dood te gaan boven in het ziekenhuis, terwijl zij beneden aan haar koffie nipt, haar eigen handen streelt omdat hij het al jaren niet meer doet.

Ze wapent zichzelf tegen cynisme door hem tot het symbool van ware liefde te verheffen – want heus, als zij nou eens samen waren geweest..

Terwijl haar lippen aan zijn lippen maar een paar maanden op een mensenleven geen uitdroging veroorzaakten. Enfin, volgens de vrouw hielden ze van elkaar op een zuivere, ware manier. Een manier waarop ze niet van hun eigen partners hielden.

Maar ze kozen ervoor te berusten in de verlatingspijn in plaats van zich andere pijn op de hals te halen: die van de schaar in het kroost en het hart van de echtgenoot.

De vrouw zegt niet dat al die jaren synchroon bakjes yoghurt naar binnen werken, benen in broekspijpen steken, bewegen op het ritme van elkaars verlangen, een soort van stenen zijn waarmee je een huis kunt bouwen dat de naam liefde verdient, als een keurmerk op de deurpost.

De vrouw zegt dat je het weet, op een gegeven moment, wat liefde is en naar wiens postadres het toe moet. Dan vraag ik me af: gaat de liefde nu vooral vooraf aan het leven of is ze het resultaat ervan?



Nu de man boven doodgaat en zij daarom half, belt de vrouw hem vaak om te zeggen waarvan ze allemaal spijt heeft. Ik stel me voor dat ze dit soort dingen zegt: dat ze spijt heeft dat ze hem slechts een keer uitkleedde en zijn hand pakte en met hem de sloot insprong. Dat hij niet vaker onder haar rok. Of over haar kuit toen die nog glad en steunkousloos was.

Ik ben bang voor het soort spijt van oude mensen dat begint met had-ik-maar. Had ik mijn kind maar niet geslagen. Had ik dat vliegtuig maar niet genomen. Had ik haar maar niet verlaten. Had ik hem maar wel verlaten. Had ik maar naar mijn ouders geluisterd. Had ik me maar niet laten verleiden. Had ik maar niet naar mijn ouders geluisterd.

Ik zou graag in de toekomst kijken om had-ik-maren te voorkomen.

Voor nu stel ik me voor hoe het is om Scrabble te spelen met lijm en karton. Woorden te maken die je niet van tafel af kunt schuiven en in een doos kunt stoppen. Woorden die dingen bepalen.

En dat je dan een keer wel namen mag leggen, die opplakt en inlijst en boven je leven hangt. Dat je daar gelukkig mee bent, hoewel het zo kan gebeuren dat je na een tijdje het hele boeltje naar beneden ziet donderen. Dat weet je - ook al zegt de vrouw dat het anders is - nooit echt van tevoren. 

maandag 24 augustus 2015

Afscheid van Ondiep


















Soms zit een huis rondom je als een jas die nieuw is. Hij maakt af en toe een piepend geluid en zit nog niet lekker. Zo was huize Ondiep aan het begin. Het huis piepte en galmde. Er was teveel schimmel. De geur van de vorige bewoners was te sterk - alsof zij het huis nog in bezit hadden.  

Maar zoals een jas slijt en op een gegeven moment als gegoten om je lichaam valt, zo past een huis je ook opeens. Als je maar een flink tijdje binnen de vier muren verkeert, er fluitend de was doet, taarten bakt, je dagen slijt, moeilijke boeken leest, mascara van je gezicht poetst, in je ondergoed over de gang loopt.

Of als je met een hoofd vol zorgen het wankele trapje naar de houten zolder neemt en merkt dat ze weg gaan.

Dan weet je dat jij en het huis een pact hebben gesloten.

**

Natuurlijk. Er is weleens bonje. Als de wasmachine besluit een zondvloed te ontketenen en het huis daar te zwak voor is. Als de regen besluit met bakken te vallen, terwijl de dakgoot eigenlijk in het bejaardentehuis thuishoort. Als het zolderraam op W.G. van der Hulst-achtige wijze door de wind wordt weggerukt en water door het plafond drupt.

Dat zijn de tijden dat je het huis op zijn schouder moet kloppen en moet zeggen: jongen, het duurt niet lang meer.

Want dat wist ik steeds: nog even en de bulldozers komen. Ik stel me voor dat zo’n huis ze op zich af ziet stevenen en van angst begint te schudden – wat het vermoeden van de slopers enkel zal bevestigen: dit bouwsel is eerder dood dan levend.

Ach. In de hemel zijn ook huizen nodig.

**

Ik heb uitgezocht dat het huis waarin ik woon het oude Ondiep toebehoort. Er was een tijd dat dit deel van de stad een getto vormde – uitkeringstrekkers, criminelen, onrustzaaiers - allemaal werden ze in de huizen met oranje daken en gele kozijnen gepropt. Dit huis heeft dus heel wat te verduren gehad.

Onze oude buren vormden het toonbeeld van het oude Ondiep – de pure volkswijk. Hij had een zeemanstattoo. Zij geblondeerde lokken. Samen hadden ze porseleinen beeldjes van katten. Ze hadden ook een echte kat – een witte met een rode halsband.

De man met de snor stond iedere morgen voor het raam – precies als ik mijn fiets moest pakken om naar kantoor te gaan. De vrouw begon soms te schelden als er ook maar een sigarettenpeuk vanaf ons balkon in haar tuin was beland.

Door de muur heen hoorde ik hem brommen. Haar hoorde ik hysterisch praten. Bij hun markante zijn hoorde een markant afscheid. Zomaar midden in een willekeurige nacht vertrokken ze. De volgende dag waren de porseleinen beeldjes weg. Op de stoep zat hun witte kat hartverscheurend te miauwen.

**

Zo heeft ons huis wat meegemaakt. Aan de linkerzijde als ook aan de rechterzijde. Daar woonde de autospuiter van in de dertig. Hij was blij met blonde buurtmeisjes. Een enkele keer bracht hij ons soep – of vroeg of we alleen thuis waren. Of we film wilden kijken.

Op een dag zat er een scheur in mijn zadel en kocht hij een roze hoesje met een tekst die ik vergeten ben – maar die als romantisch geïnterpreteerd zou kunnen worden.

De buurman en ik, het is nooit iets geworden.

Iemand waar ik wel aan ben gaan hechten, is kapster Astrid. Zij woont op de hoek. Met haar haar gestyled alsof ze regelrecht uit een clip van Queen komt lopen, is zij wat mij betreft de heldin van Ondiep. Zoveel hoofden heeft ze gekortwiekt, zoveel haren gekleurd.

Zij kent de verhalen en fungeert als het geheugen van de wijk. Zij heeft gezien hoe eerst de vrouwen in de huispakken, toen de studenten, toen de yuppen uit de nieuwbouwhuizen, allen op haar stoelen neerstreken, haar hond over zijn vacht aaiden, hun hoofden in haar handen legden.

Astrid zag vanachter haar raam hoe de schaar in de wijk werd gezet.

**

Als je jong bent, moet je vaak afscheid nemen van huizen. Dat is erg en mooi tegelijk. Met een huis laat je een leven achter. Een leven van New Girl kijken tot je gelooft dat er geen oorlog is. Een leven van elkaars nagels lakken en dan durven beweren dat je geen tutje bent. Het leven van tentamenweken die de glans van de wc-bril bepalen.

Het leven van elkaars wekkers horen. Elkaar zien overgeven. Elkaars liefdes zien komen en gaan. Elkaars tranen zien. Elkaar Annie M.G. Schmidt voorlezen - omdat dat altijd grappig is. Elkaars haren – en dromen zo nu en dan - uit het putje vissen. Dat leven.

Dat kent een einde en dat einde is daar. Net te vroeg misschien, of precies op tijd. Omdat het huis net een ziel had maar die eigenlijk alleen bestaat uit wie je binnen de muren zelf bent geworden. 

dinsdag 11 augustus 2015

Eiland


















Hier waaien de doden je hoofd uit, zei ze
hier weken ze hun handen
van de jouwe los

ze fietste tot de benen,
de lippen verdwenen
tot de tenen en de harten
niet meer aan de hare plakten

omhoog is altijd zwaarder
dan naar beneden

de doden kan je beter
in kooitjes stoppen, zei ze

anders zoemen ze als vliegen
rond je
 hoofd 

maandag 27 juli 2015

Ongelijk





















jij en ik zijn 
ongelijke boekenkasten
ongelijke jaren
ongelijke gedachten over 

God verliezen of bewaren

ze zeggen dat hij gratis is
dat je hem met storm hoort zuchten

dat zijn de bomen en de huizen
zeg jij dan, die moeten luchten


eigenlijk weten we allebei niet meer
 

wie hij was toen hij door de bomen zong
hoe hij sprak toen hij onze dromen spon
en hoe we hem tussen de regels door lazen